Terug naar de krant

‘Ik leerde anders met bronnen om te gaan’

Leeslijst interview

Wim Kemme | archeoloog Archeologen zijn geneigd om uit bronnen alleen datgene te pikken wat in hun visie past, zegt Wim Kemme.

Leeslijst

Historici en archeologen leven in aparte werelden. Maar over een ding waren ze het wel eens: in de macro-economie van de vroege Middeleeuwen speelden boeren geen rol. De verspreiding van goederen over grote afstanden gebeurde via de netwerken van de elite. Het was dus aan de contacten van een hof, een kerk of een klooster te danken dat kookpotten of mantelspelden bij boeren terechtkwamen.

Maar dat beeld klopt dus niet, concludeert archeoloog Wim Kemme in zijn proefschrift, waarop hij 8 april aan de Universiteit Leiden cum laude is gepromoveerd. „Boeren speelden wel degelijk een rol in de uitwisseling van goederen in de late zevende tot en met negende eeuw, wat ook wel de Karolingische periode wordt genoemd.”

Boeren zijn in hun ogen ook alleen maar passieve ontvangers van goederen

Archeologen en historici waren onafhankelijk van elkaar al tot dezelfde conclusie gekomen. Waarom heb je je toch in dit onderwerp verdiept?

„Het is een idee van een van mijn promotoren, Frans Theuws, hoogleraar middeleeuwse archeologie. Hij zag aan de hand van grafgiften dat in de voorafgaande periode, in de Merovingische tijd, niet alleen de elite over langeafstandscontacten beschikte. Het leek hem vreemd dat die contacten ineens verdwenen zouden zijn.

„Het bestaande beeld dat in de Karolingische tijd de elite een doorslaggevende rol speelde in het tot stand brengen en onderhouden van regionale en internationale uitwisselingsnetwerken is een gevolg van het feit dat historici, ook degenen die oog hebben voor archeologie, zich baseren op de geschreven bronnen en die zijn alleen door de elitegroepen uit die tijd geschreven.

„Archeologen die zich bezighouden met handel en uitwisseling in de vroege Middeleeuwen hebben ook weinig aandacht voor boeren. Hun onderzoek richt zich in Nederland eerder op de grote handelsplaatsen, zoals Dorestad, Tiel en Deventer. Boeren zijn in hun ogen ook alleen maar passieve ontvangers van goederen.”

Wat moeten we ons voorstellen bij die ‘rurale gemeenschappen’?

„Kleine nederzettingen van niet meer dan drie, vier huizen. Voor mijn proefschrift heb ik de onderzoeksresultaten bestudeerd van 251 van dergelijke vindplaatsen in Nederland. Vooral sinds de introductie van commerciële archeologie in Nederland, waarbij archeologisch onderzoek verplicht voorafgaat aan bouwprojecten en andere ingrepen in de bodem, zijn veel nieuwe vindplaatsen ontdekt, verspreid over het hele land en ook op plekken waar ze niet eerder waren ontdekt. Toch zijn er nog regio’s, zoals Zuid-Limburg, waar ze wel geweest moeten zijn, maar waar er tot nu toe nog maar weinig zijn gevonden.

Wat heb je aan de hand van al die opgravingsrapporten precies onderzocht?

„De empirische kant van het onderzoek richtte zich vooral op het vergelijken van de vondsten, zoals aardewerksoorten, fibula’s [mantelspelden], munten en maalstenen. Vooral de analyse van het aardewerk bracht bijzondere aspecten aan het licht. Zo kon ik aan het type aardewerk zien dat vooral in het westen en in het zuiden regionaal gemaakte potten werden vervangen door potten uit het Duitse Rijnland. In Drenthe gebruikten ze juist lokale, handgemaakte potten.”

Historici en archeologen pogen vaak om één groep in de samenleving aan te duiden als dé motor van ontwikkelingen

En de historische bronnen?

„Mijn onderzoek is onderdeel van het NWO-project Charle-magne’s Back-yard, en daarin zit ook een historicus. Die heeft op de nodige literatuur gewezen. Verder heb ik geleerd anders met bronnen om te gaan. Archeologen werken veel met data-bases en wij wilden dat ook de historicus zijn bronnen als het ware in een database zou stoppen. Maar die bronnen zijn niet te kwantificeren; verder moet je ze echt in hun context lezen.

„Archeologen hebben de neiging om uit bronnen alleen datgene te pikken wat in hun visie past. Als ze lezen dat Medemblik volgens een late tiende-eeuwse bron het recht op muntslag kreeg past dat bij het beeld van Medemblik als belangrijke handelsplaats. Maar ze vergeten dat die rechten toen in een precaire situatie en aan meerdere plaatsen zijn afgegeven. Er is ook nauwelijks muntslag geweest, dus de bron bewijst niet dat Medemblik toen wat voorstelde.

„Ik betrapte me er ook op dat ik in het begin echt wilde bewijzen dat juist de elite geen rol bij de verspreiding van goederen heeft gespeeld.”

Hoe kom je dan uit bij de boeren?.

„Dat in de ene regio veel meer geïmporteerd Rijnlands aardewerk aanwezig is dan in de andere kun je niet verklaren door fysieke barrières, de vestiging van het Karolingisch gezag en de groei van kerkelijke instellingen als grootgrondbezitters. Historici en archeologen pogen vaak om één groep in de samenleving aan te duiden als dé motor van ontwikkelingen. Op basis van de complexiteitswetenschap stel ik vast dat er geen eenduidig model is te construeren.

Als ik wil groeien, moet ik projectleider worden, maar dat ligt me niet

„Toch heb ik positief archeologisch bewijs dat de consumptiebehoefte van boeren een rol heeft gespeeld. Uit het Duitse Mayen in de Eifel komen zowel op de schijf gedraaide, hard gebakken kogelpotten als maalstenen van tefriet. Die maalstenen vind je overal, ook buiten mijn onderzoeksgebied, tot in Engeland, Noord-Duitsland, Denemarken en België. De kogelpotten daarentegen vind je zelden in Engeland of Scandinavië, zelfs niet in aangrenzende delen van België, maar wel volop in het westen en zuiden van Nederland. Dat is alleen te verklaren als de vraag naar kogelpotten voortkwam uit behoeften van de boeren in het westen en zuiden.”

Toen ik contact met je zocht, zei je dat je e-mailadres bij een opgravingsbedrijf binnenkort niet meer werkt.

„Ik verlaat de archeologie. De commerciële archeologie is meer procedures volgen dan onderzoeken geworden. Als ik wil groeien, moet ik projectleider worden, maar dat ligt me niet. Verder gaan in de wetenschap als postdoc biedt te weinig zekerheid, dan moet je met beurzen je eigen baan financieren. Ook wil ik het studenten niet aandoen dat ze college van me krijgen. In combinatie met een baan begin ik een opleiding programmeren, in feite ook onderzoek doen en een probleem oplossen. Dat ligt me het beste.”

Een versie van dit artikel verscheen ook in NRC Handelsblad van 19 april 2021.

Mail de redactie

Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?

U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.

Maximaal 120 woorden a.u.b.
Vul je naam in