Direct naar artikelinhoud
Achtergrond

Begrip ‘bersiap’ niet geschrapt in tentoonstelling Rijksmuseum: ‘Goed dat er wordt gediscussieerd’

Het Rijksmuseum schrapt het woord ‘bersiap’ niet in de tentoonstelling over Indonesië, zegt museumdirecteur Taco Dibbits. De verhitte discussie over de term afgelopen week toont aan hoe gevoelig taalgebruik in musea ligt.

De Chinese wijk in Palembang in Zuid- Sumatra is verwoest door opstandige Indonesische jongeren in 1946Beeld Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad/W.F.J. Pielage

De ophef was groot. ‘Hysterie rond een woke-opvatting’ kopte De Telegraaf. AD-columnist Hans Nijenhuis had het over een gemiste kans. En de Federatie Indische Nederlanders kondigde aan aangifte te doen wegens ontkenning van misdaden tegen de menselijkheid.

Aanleiding was het opiniestuk dat gastcurator Bonnie Triyana op 10 januari publiceerde in NRC. Hierin zet hij uiteen dat de strijdkreet van jonge Indonesische vrijheidsstrijders, die ook wordt gebruikt om de bloedige jaren na 1945 aan te duiden, ‘een sterk racistische lading’ heeft, ‘omdat bij het begrip bersiap altijd primitieve, ongeciviliseerde Indonesiërs als daders van gewelddadigheden worden opgevoerd’. In de allereerste zin van het artikel schrijft Triyana dat ‘het team curatoren besloten (heeft) om het woord bersiap niet te gebruiken als gangbare term die verwijst naar de gewelddadige periode in Indonesië tijdens de revolutie’.

Historische context

In eerdere krantenberichten leek Rijksmuseumdirecteur Taco Dibbits die beslissing te bevestigen. “Er is voor gekozen in de tentoonstelling geen specifieke term te gebruiken voor het aangedane leed in deze periode.”

Maar als hem de vraag direct wordt voorgelegd, is hij heel duidelijk. “Anders dan gesuggereerd wordt: het Rijksmuseum schrapt de term bersiap niet en doet deze niet in de ban. Laat het duidelijk zijn dat wij op geen enkele wijze het geweld en het leed waarnaar de term verwijst ontkennen, noch de pijn die tot de dag van vandaag door velen nog gevoeld wordt. Wij leggen de term bersiap uit en voorzien hem van historische context. De tentoonstelling erkent en toont zowel het geweld in deze periode tegen Indo-Europeanen, Nederlanders, Molukkers, Chinezen en anderen die aan Nederlandse zijde stonden of daarvan verdacht werden, als het geweld tegen andere groepen waaronder Indonesiërs in dezelfde periode.”

“In de tentoonstellingszalen behandelen we de verschillende thema’s van de revolutie door de verhalen en objecten van twintig ooggetuigen en historische figuren. In de zaal die gewijd is aan verschillende vormen van geweld in de periode 1945-1946, wordt de term uitgelegd. Dit gebeurt eveneens in het boek. Ook in een uitgebreid programma rond de tentoonstelling komt aandacht voor de term bersiap, zodat hierover gesprek gevoerd kan worden.”

Op verlof in Yogyakarta, december 1947: drie jonge Indonesiërs, waarvan twee Republikeinse vrijwilligers uit Sulawesi, leden van de gewapende jeugdorganisatie KRIS.Beeld Hugo Wilmar, Nationaal Archief_Collectie Spaarnestad

Niet zo’n gouden tijd

De verhitte en op internet behoorlijk polariserende discussie over bersiap toont aan hoe gevoelig taalgebruik in musea tegenwoordig ligt. En hoe weinig manoeuvreerruimte instellingen wordt gegund.

Het Rijksmuseum oogstte vooral lof in 2015 toen het de tekstbordjes op zaal onder de loep nam en aanduidingen als ‘neger’, ‘eskimo’ en ‘indiaan’ schrapte. Het museum verving de ouderwetse, door veel bezoekers als kwetsend ervaren woorden door neutrale termen. Dat was het begin van een voortdurend doorlichten van de gebruikte taal op racistische, seksistische en anderszins discriminerende begrippen.

Een belangrijke impuls werd in 2016 gegeven door de publicatie Woorden doen ertoe – Een incomplete gids voor woordkeuze binnen de culturele sector. Van 56 woorden, van Aboriginal via inboorling en primitief tot zigeuner en zwart, werd uitgelegd waarom ze kwetsend zijn voor sommige bevolkingsgroepen en welke alternatieven beter gebruikt kunnen worden. Wayne Modest, de huidige directeur van het Tropenmuseum, schreef in een begeleidend essay dat ‘het veranderen van woorden niet gaat om het wijzigen van de geschiedenis’. De publicatie was volgens hem bedoeld ‘als correctie op de eerdere foutieve representaties door onszelf, die de stereotypering van allerlei mensen en culturen versterkt kunnen hebben’.

Niet veel later kondigde het Amsterdam Museum aan voortaan niet meer de term Gouden Eeuw te gebruiken. Die aanduiding is volgens de instelling te rooskleurig en eenzijdig. Voor al die mensen die door VOC-soldaten en kolonisten zijn onderdrukt, vermoord en tot slaaf gemaakt, was de periode waarin Nederland het machtigste land ter wereld was immers helemaal geen gouden tijd.

Rechtspopulisten beschouwen het herzien van terminologie als de zoveelste uiting van de linkse ‘weg met ons’-houding. PVV’er Martin Bosma greep zijn spreektijd bij het recente debat over de aanschaf van Rembrandts De vaandeldrager aan om flink van leer te trekken. Hij gooide het in de ban doen van de Gouden Eeuw op één hoop met het verzet tegen zwarte piet en de pogingen die volgens hem worden gedaan om kerst en zelfs de dodenherdenking af te schaffen. Het is volgens hem allemaal onderdeel van ‘een oorlog tegen de westerse cultuur (…) waarin activisme en museumwereld één zijn geworden’.

Geen pasklaar antwoord

“Discussies als deze over het gebruik van de term bersiap zullen we nog veel vaker krijgen en dat is goed,” vindt Aspha Bijnaar, directeur van de stichting Musea Bekennen Kleur, waarbij 33 musea zijn aangesloten. “De samenleving is steeds diverser en iedereen wil gehoord worden. De geschiedenis is geschreven door overwinnaars en dus gevat in gekleurde termen. In een museumtentoonstelling moet je altijd kijken vanuit welk perspectief een begrip gebruikt wordt, wat het oproept en bij wie.”

Musea moeten daarbij de dialoog en verbinding zoeken, volgens Bijnaar. “Dat betekent dat je je kwetsbaar moet opstellen, maar als museum hoef je niet altijd een pasklaar antwoord te hebben. Het resultaat van overleg kan zijn dat je een term niet meer gebruikt. Of dat je hem handhaaft, maar met uitleg en context.”

Het gesprek aangaan is precies wat het Rijksmuseum heeft gedaan, volgens directeur Dibbits. “Sinds 2018 wordt er onderzoek gedaan voor de tentoonstelling en de begeleidende publicatie. Daarbij zijn vele mensen en instellingen als adviseurs of partners betrokken, waaronder uit de Indo-Europese gemeenschap.”

Bonnie Triyana heeft zijn opiniestuk in NRC volgens Dibbits geschreven als onafhankelijk historicus. “Het is goed dat er gediscussieerd wordt over het gebruik van historische termen. In het tentoonstellingsteam is besloten de term daarom te duiden en van context te voorzien.”

Revolusi! Indonesië onafhankelijk, 11 feb. t/m 5 juni 2022, Rijksmuseum

Geen pasklaar antwoord
Beeld Collection of the Presidential Palace of the Republic of Indonesia