Direct naar artikelinhoud
Opinie

Opinie: ‘Het is tijd voor een realistischer beeld op uit de kast komen, vooral op de werkvloer’

De coming-out kreeg deze week veel aandacht. Terecht, maar openheid over seksuele geaardheid is niet altijd zaligmakend, stellen Jojanneke van der Toorn en Michiel Kolman.

en
In Nederland ervaart 36 procent van de lhbti’s discriminatie op de werkvloer.Beeld Getty Images/EyeEm

Aan het begin van de week is op veel plaatsen in Nederland Coming Outdag gevierd, de dag waarop aandacht uitgaat naar het moment dat lhbti’s openlijk voor hun seksuele oriëntatie uitkomen. Overheden, maatschappelijke organisaties en bedrijven organiseerden met thema’s als ‘Wees gewoon jezelf’ positieve aandacht voor de coming-out. Die aandacht is terecht, omdat de coming-out een krachtig cultureel symbool is dat de levens van grote groepen mensen opdeelt in een periode van in de kast en een periode van uit de kast.

Steeds vaker klinkt er kritiek op deze strikte splitsing en andere aspecten van de coming-out. Is de werkelijkheid niet veel diffuser? Uit recent onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat lhbti’s die uit de kast zijn tegenover vrienden, dat niet altijd zijn tegenover familie of collega’s – het moment van één definitieve coming-out is daarom moeilijk te bepalen. En hoe gelukkig moeten we eigenlijk zijn met de kastmetafoor, die suggereert dat er een schandelijk geheim openbaar wordt gemaakt? En is het ook niet vreemd dat alleen van lhbti’s wordt verwacht dat ze expliciet voor die identiteit uitkomen?

Allemaal legitieme vragen, maar er is een nog belangrijker frame dat moet worden genuanceerd: dat van de coming-out als onmiddellijke bevrijding.

Niet ‘even doorbijten’

Het beeld van uit de kast komen is nu grofweg als volgt: je hebt de ongelukkige periode van voor de coming-out, waarin je je identiteit niet omarmt, bijvoorbeeld uit angst voor negatieve reacties. Maar wie de knoop doorhakt zal ervoor worden beloond. Je komt dan eindelijk in het reine met jezelf: out and proud. Even doorbijten en je bent ervan af!

Dat dit niet zo werkt, blijkt uit recent sociaalpsychologisch onderzoek. Hierin is onder duizenden respondenten uit seksuele minderheidsgroepen de relatie tussen openheid en mentale gezondheid onderzocht, met aandacht voor zowel voor- en nadelen. De resultaten waren tweeledig: enerzijds is openheid over de seksuele oriëntatie gunstig voor de mentale gezondheid. Openheid biedt individuen de kans om te integreren in de lhbti-gemeenschap, en respondenten rapporteerden daardoor meer steun en saamhorigheid te ervaren. Dit soort geborgenheid heeft een positief effect op de mentale gesteldheid.

Maar wanneer het gaat om integratie in een gemeenschap die structureel met stigmatisering en discriminatie te maken heeft – 47 procent van de Nederlandse lhbti’s ervaart discriminatie (SCP) – ligt dat genuanceerder, aldus de onderzoekers. Meer openheid over seksuele oriëntatie onder de respondenten bleek namelijk ook samen te hangen met het ervaren van meer discriminatie en uitsluiting. Naarmate iemand opener is en zich sterker met een seksuele minderheidsgroep identificeert, wordt het voor diegene moeilijker om discriminatie ten aanzien van die groep te negeren. Dat is eenvoudiger voor mensen die minder open zijn of in de kast: zij kunnen discriminerende opmerkingen en gebeurtenissen van zich af laten glijden omdat het gevoelsmatig minder over henzelf gaat.

Mentale problemen

Let wel: de netto-uitkomst van openheid over seksuele oriëntatie is positief. Er is alleen weinig besef van de negatieve effecten die lhbti’s in onze maatschappij ondervinden wanneer ze open zijn over hun seksuele oriëntatie. Deze nuancering van het standaardbeeld is belangrijk als we de positie van lhbti’s – een groep die nog altijd meer kans heeft op mentale problemen – willen begrijpen en verbeteren.

Een mooie plaats om met een realistischere kijk te beginnen is de werkvloer. Daar wordt Coming Outdag wel gevierd, maar is vaak een gebrek aan structurele aandacht voor een inclusief werkklimaat. Het gevolg: in Nederland ervaart 36 procent van de lhbti’s discriminatie op het werk. Uit recent internationaal onderzoek – met daarin ook Nederlandse data – is bovendien gebleken dat van de lhbti’s die uit de kast zijn op het werk, een kwart ervoor kiest om de seksuele oriëntatie soms te verhullen. In Nederland ziet 26 procent van de lhbti’s een coming-out op het werk als een nadeel, bijvoorbeeld voor carrièrekansen.

Inclusiever werkklimaat

Door aan een inclusief werkklimaat te bouwen kunnen werkgevers de kans verkleinen dat werknemers met discriminatie te maken krijgen na hun coming-out. En zo’n investering betaalt zich uit, want inclusieve organisaties zijn beter in staat werknemers aan te trekken, te behouden en hebben een hogere werknemerstevredenheid. Stap één voor zo’n werkklimaat: een genuanceerdere kijk op de realiteit van de coming-out. Want hoe belangrijk en feestelijk dit moment ook kan zijn, het is pas het begin van inclusie. Dat besef hard nodig als we willen begrijpen waarom het voor lhbti’s moeilijk is om uit de kast te komen – en te zijn.

Michiel Kolman is vicepresident bij uitgever Elsevier en vicevoorzitter van stichting Workplace Pride.
Jojanneke van der Toorn is hoogleraar inclusie van lhbti-werknemers aan de Universiteit van Leiden.Beeld Ed van Rijswijk