Direct naar artikelinhoud
Achtergrond

Hoe betrouwbaar zijn gezondheidsapps?

Een probleem met de adviezen die de apps geven, is het gebrek aan controle erop.Beeld Getty Images

Smartphonegebruikers grijpen massaal naar apps om wijs te worden uit hun gezondheid. Maar zijn die wel betrouwbaar of werken ze misdiagnoses in de hand?

Met ruim 350.000 soorten en de helft van de Nederlanders die er een of meer gebruikt, zijn gezondheidsapps haast niet meer uit ons leven weg te denken. De vaak gratis apps bieden gebruikers een laagdrempelige manier om medisch advies in te winnen of om aan hun gezondheid te werken.

Dat tienduizend stappen per dag en gemiddeld acht uur slaap per nacht een gezond streven is, is inmiddels wel bekend. Maar ook voor gecompliceerdere zaken zijn er tegenwoordig gezondheidsapps. Zogenoemde melanoomapps raden de gebruiker op basis van een foto van een moedervlek bijvoorbeeld aan wel of niet naar de dokter te gaan. Ook apps als ‘Moet ik naar de dokter’ bepalen op basis van vragen over symptomen of de gebruiker baat zou hebben bij een doktersbezoek.

Commerciële belangen

Een probleem met de adviezen die de apps geven, is het gebrek aan controle erop. Medische hulpmiddelen moeten een CE-markering hebben die aangeeft dat ze voldoen aan richtlijnen van de Europese Unie, voor gezondheidsapps geldt dat nog niet. Andrea Evers, hoogleraar gezondheidspsychologie aan de Universiteit Leiden, ziet de aanwas van gezondheidsapps daarom met een dubbel gevoel aan.

“Iedereen kan in principe zo’n app ontwikkelen en claimen bekend te zijn met de menselijke gezondheid,” zegt Evers. “Bedrijven spelen in op de vraag naar gezondheidsapps en kunnen bepaalde negatieve prikkels geven om de gebruiker terug te laten keren, iets wat games ook doen met verslavingselementen. Zo’n commerciële prikkel is ongewenst in de medische wereld. Medisch advies zou onafhankelijk en objectief moeten zijn.”

Volgens een woordvoerder van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wordt er vanuit de EU hard gewerkt aan een keurmerk. “Vanaf mei van dit jaar worden er strengere eisen gesteld aan gezondheidsapps. De GGD heeft ook een appstore waarop te zien is welke apps betrouwbare informatie verschaffen. Maar de verantwoordelijkheid om daarvoor te kiezen blijft bij de gebruiker, daar houdt het ministerie zich verder niet mee bezig.”

Misinformatie

Gezondheidsapps presenteren data die iets zeggen over de gesteldheid van de gebruiker en daarmee uit. Als geen doktersbezoek wordt geadviseerd, is de gebruiker daarna aangewezen op zelfstudie. Gebruikers kunnen daarbij op ­sites met onbetrouwbare informatie stuiten of op fora terechtkomen waar – zoals vooral rond de vaccinatiediscussie het geval is – anonieme ­gebruikers elkaar onnodig bang maken voor ­hypothetische rampscenario’s.

Volgens Evers is onduidelijk welke sites juiste informatie verschaffen en welke niet. “Een site als thuisarts.nl komt voort uit de huisartsen­genootschap. Die informatie is goed onderbouwd door echte artsen, maar zo’n site is een uitzondering. Mensen kiezen toch vaak voor wat bovenaan verschijnt bij hun zoekopdracht.”

Nocebo

Naast misdiagnoses, kunnen gezondheidsapps ook een onnodig negatief beeld schetsen van iemands gezondheid. Zo is het streven tienduizend stappen per dag te zetten volgens Evers geen norm die door iedereen gehaald hoeft te worden. “Het gaat er vooral om dat mensen niet te lang stil zitten. Zo’n app registreert een activiteit als fietsen bijvoorbeeld niet.”

Iemand die gebrand is op het halen van tienduizend stappen en dan voor zijn gevoel een actieve dag heeft gehad, kan teleurgesteld raken als volgens de stappenteller weinig progressie is gemaakt. De apps stimuleren ook het delen van positieve resultaten, waardoor gebruikers het gevoel kunnen hebben dat ze achterblijven ten opzichte van anderen.

Evers: “De generatie van nu heeft ontzettend veel prestatieprikkels. Op sociale media wordt hen een perfect beeld voorgehouden, daar willen ze aan voldoen. Bijna al mijn studenten gebruiken gezondheidsapps. Ze stellen met dat gebruik ontzettend hoge eisen aan zichzelf. Die stress werkt hun gezondheid juist tegen.”

Daarnaast kan volgens Evers een zogenoemd nocebo-effect optreden, het tegenovergestelde van een placebo. Mensen gaan zich dan onnodig zorgen maken over hun gezondheid, of zich gedragen naar de negatieve berichtgeving die ze krijgen.

“Je ziet nu overal reclames voor pre­scans,” zegt Evers. “Maar zo’n scan is een momentopname en zegt niks over de gezondheid van het individu. Bepaalde period trackers voorspellen ook op welke dagen een vrouw zich tijdens de menstruatie minder goed kan voelen, daar kan de gebruiker zich dan naar gaan gedragen.”

Toch ziet Evers wel potentie. Zij wijst in dat verband op een instantie als het Nationale eHealth Living Lab (NeLL) dat probeert een manier te vinden om gezondheidsapps een keurmerk te geven. In het NeLL werken patiënten, zorgverleners, consumenten, studenten, wetenschappers, ondernemers, organisaties en zorginstellingen samen om van eHealth ‘een effectief en geïntegreerd onderdeel van de zorg te maken’. “Dat is mooi,” zegt Evers, “maar eigenlijk is dat iets dat vooral vanuit de overheid moet komen.”