Direct naar artikelinhoud
InterviewLust & Liefde

‘Bij die andere man hoef ik nergens mijn best voor te doen’: als je huwelijk één langgerekte prestatiekramp wordt

‘Bij die andere man hoef ik nergens mijn best voor te doen’: als je huwelijk één langgerekte prestatiekramp wordt
Beeld Sammy Slabbinck

Annemijn (32) zag haar huwelijk tot één langgerekte prestatiekramp verworden. Sporten, werken, kinderen grootbrengen, het moet allemaal perfect zijn. Maar waar is de tijd dat zij en haar man, zomaar, samen in de zetel dronken werden? Bij die ander, tijdens stiekeme wandelingen in het park, voelt het allemaal veel relaxter.

“Het was het einde van de middag toen ik in de auto stapte en de motor startte. De paniek die vlak voor mijn vertrek was begonnen, verergerde. Die verergerde altijd de eerste vijf, tien minuten dat ik op weg was. Wat was ik aan het doen? Ik wilde niet de vrouw zijn die haar man belazert. Ik gaf gas, reed de straat uit, de bocht om. Twee jaar ervaring hadden me geleerd dat de paniek vanzelf verdween naarmate ik verder doorreed. En toen ik twintig minuten later de auto parkeerde aan de rand van het stadspark, was ik inderdaad gekalmeerd. Ik zag hem meteen. Hij liep op me af, kuste me. Ik dacht: dat jeansjasje, dat linnen bloesje ken ik niet, ze staan hem goed. Niet voor het eerst merkte ik hoe extra leuk het is om hem in vrijetijdskleren te zien, zo anders dan het pak dat hij draagt op kantoor. 

“Ik had mijn man en mijn twee kleine kinderen van 4 en 5 achtergelaten om bij hem aan mijn verlangen toe te kunnen geven. Een paar vriendinnen wisten ervan, maar wilden er niets van weten, alsof afbrokkelende huwelijken besmettelijk zijn. Ging ik vreemd? Als de definitie van overspel is: intiem zijn met een andere man zonder medeweten van je echtgenoot, dan ging ik vreemd. Maar hoe vaak had ik al niet tegen mijn man gezegd dat er iets scheef zat in ons huwelijk, dat we uit elkaar groeiden? En hoe vaak had hij niet geantwoord: ‘Ik heb nergens last van, dit is jouw probleem. Laat me maar weten wat de uitkomst is.’

“Wij zijn een koppel dat thuis netjes de taken verdeelt, we wisselen elkaar af met de kinderen. Alles bij ons is gericht op groei en vooruitgang, we dromen over verre reizen en laatst kocht mijn man nieuwe fietsen voor ons, hoewel de oude nog best oké waren. Op een of andere manier is voor hem, afgezien van onze relatie, het heden nooit genoeg. Hij wil excelleren in de sport die hij beoefent, een behoefte die een constant calculeren en vooruitdenken met zich meebrengt, want sportprestaties die stagneren zijn de dood in de pot. Zelden brengen we een avond samen door. Als ik ’s avonds om een uur of zeven thuiskom van mijn werk, heeft hij al gegeten met de kinderen, ik gooi mijn tas neer en hij gaat de deur uit om te trainen. En als hij terugkomt, gaat hij vroeg naar bed, want hij is nogal fanatiek als het gaat om zijn conditie. 

‘Bij die andere man hoef ik nergens mijn best voor te doen’

“Het voortdurend vooruit willen uit maatschappelijk, consumptief en sportief oogpunt heeft me uitgeput. Ik ben bekaf van het hordelopen waaruit ons huwelijk is gaan bestaan. Zelf sport ik ook bijna dagelijks. Waar bleef de tijd voor ons beiden? Waar het lummelen en gelanterfant? Het is lang geleden dat we, tegen alle verstandige voornemens in, samen in de zetel belandden en een wijntje te veel dronken, gewoon met zijn tweeën, zonder op een feestje te zijn. Ik kwets hem door deze grootse wekelijkse ontmoetingen voor mezelf te houden, ik zou willen dat ik eerlijker kon zijn. Maar hij zou me als de duivel zelf de deur wijzen, mijn schoonfamilie zou me verketteren. Dus houd ik mijn mond.

“De zware vermoeidheid die ik dagelijks voel, verdwijnt zodra ik naast de andere man loop. Hij verlangt niets, we kijken niet vooruit, ik hoef nergens mijn best voor te doen. Ik houd van hem en ik houd van dit tot niets verplicht zijn. Nu eens dicht tegen elkaar aan en dan weer een meter uit elkaar wandelden we die middag anderhalf uur lang in de motregen. We knuffelden, lachten onzinnig blij naar elkaar, kusten wat onder een boom. Vaak praten we over zaken die ons bezighouden, maar dit keer kletsten we over onbenulligheden. Niets bijzonders eigenlijk. Maar na afloop van de wandeling legde hij zijn handen op mijn gezicht en kuste me en vervaagden alle twijfels en alle keren dat ik me thuis had afgevraagd: is dit echt, of is het een leuk spelletje dat we spelen?

“De lichte aanraking had eigenlijk niks met erotiek te maken, maar was genoeg om te beseffen dat, hoe onzeker en perspectiefloos ook, deze liefde eerlijker is dan de buitenwereld denkt. Wat op het werk begon en op een verwarrende middag met een kus in de fietsenstalling werd bezegeld, is voor ons echter dan ons huwelijk. Ook al lijken we niet op elkaar zoals mijn man en ik op elkaar lijken, en zullen we naar alle waarschijnlijkheid nooit samen eindigen. Bij hem ben ik weer mooi. Ik verwonder me over hem. Zo soepel als hij door de gangen van het kantoorgebouw glijdt, de vertedering die ik voel als ik hem iets hoor vertellen wat hem opwindt en ik – als enige van alle collega’s – merk hoe zijn stem dan overslaat. 

“In het gezin waarin ik ben opgegroeid, zorgde mijn moeder voor de kinderen en ’s avonds zaten zij en mijn vader in de kamer. Dat oude ideaal van een huwelijk – twee mensen met een paar kinderen in een huis – heeft ook binnen mijn generatie niets aan populariteit ingeboet. Maar het wringt met dat nieuwe ideaal dat erbij is gekomen, dat je beiden wil werken en genoeg tijd wil hebben om te sporten en je vrienden te zien. Ik voel me al heel lang onrustig, opgejaagd, ik slaap slecht. Mijn man en ik vragen elkaar: hoe laat moet je weg, hoe laat kom je terug? Als een kind een beker omgooit, reageren we geprikkeld – ik vind dat mijn man het geklooi aan tafel uitlokt met zijn onverschilligheid, en mijn man vindt dat de kinderen zich niet kunnen gedragen. Samen eten is niet meer intiem. Ik mis de gezamenlijkheid. Elkaar ruimte geven is fijn, maar ik zou me graag wat meer verbonden willen voelen.

“Toen ik die middag naar het stadspark vertrok, voelde ik me misselijk worden. Paniek en opwinding wisselden elkaar af. In de uren die volgden, lukte het dankzij de blik van die andere man om die benauwdheid te verdrijven. Om er later die avond, thuis, weer tot verstikkends toe door te worden gegrepen.”